Belangrijk uitgangspunt is dat gemeenten met alle statushouders een brede intake voeren, waarin zij een Persoonlijk Plan Inburgering en Participatie opstellen, ook wel PIP genoemd. In dit plan staan afspraken over het traject van inburgering en participatie.
Taaleis B1 en leerroutes
De nieuwe wet voorziet drie leerroutes waarmee alle statushouders een passend aanbod krijgen. In de nieuwe wet is geen sprake meer van ontheffingen op basis van aantoonbaar geleverde inspanning. De gemeente is verantwoordelijk voor het aanbieden van deze drie leerroutes. Dit aanbod omvat naast een van deze drie leerroutes in ieder geval kennis Nederlandse maatschappij (KNM), oriëntatie op de Nederlandse arbeidsmarkt (ONA), het Participatieverklaringstraject (PVT) en de benodigde ondersteuning bij het zelfredzaam worden ten aanzien van de financiële huishouding (“ontzorgen”)
- De ‘reguliere’ B1 route: om het mogelijk te maken dat de meeste inburgeraars zo snel mogelijk, maar maximaal binnen drie jaar, taalniveau B1 behalen en hun perspectief op de arbeidsmarkt vergroten, is het van belang dat het leren van de taal gecombineerd wordt met (vrijwilligers)werk. Voor een deel van de personen die nu een ontheffing krijgen, geldt dat ze met meer lesuren (dan nu vereist voor de ontheffing) wel in staat zullen zijn het A2 niveau te bereiken. Deze groep hoort thuis in de B1 route.
- De onderwijsroute: een Nederlands diploma, zonder onnodig tijdverlies, is de beste startpositie voor de arbeidsmarkt. Jonge inburgeraars worden daarom zo snel mogelijk doorgeleid naar een Nederlandse beroepsopleiding. De onderwijsroute is voor jongeren onder de 28 jaar met leervermogen. Het betreft een schakeltraject in combinatie met voorbereiding op Nederlands beroeps- of wetenschappelijk onderwijs.
- De zelfredzaamheidsroute (Z-route): voor het grootste deel van de personen die nu ontheffing krijgen, ligt ook het A2 examen buiten het bereik. De Z-route moet gericht zijn op zelfredzaamheid in onze samenleving en het zoveel als mogelijk beheersen van de taal.
Gemeenten krijgen de opdracht om alle vergunninghouders de eerste periode een ontzorgend stelsel te bieden. Dit gaat gelden voor alle gemeenten en is in lijn met de huidige praktijk bij sommige gemeenten (bijvoorbeeld gemeente Rotterdam). Gemeenten betalen dan in de periode van ontzorging de vaste lasten, zoals huur en energiekosten en de verplichte verzekeringen, uit de bijstand. De vergunninghouder ontvangt wat resteert en ontvangt de toeslagen. De duur van het ontzorgen is in ieder geval zes maanden en wordt gebaseerd op de brede intake en vastgelegd in het PIP, zodat de voortgang en inzet van de statushouders zelf gevolgd kan worden. Hiermee wordt voorkomen dat onzekerheid over de financiële positie in de beginfase afleidt van de integratieverplichtingen.
Ons onderzoek in Eindhoven laat zien wat de werkzame elementen van de Eindhovense aanpak zijn en welke aandachtspunten op beleids- en organisatorisch vlak er zijn met betrekking tot de toekomstig nieuwe rol van de gemeente.
Gemeenten zijn al volop bezig met de voorbereidingen op de nieuwe wet, waaronder de strategieformulering, vormgeving van de brede intake en PIP, en het zoeken van samenwerkingspartners om zo snel mogelijk leerroutes en opleidingsplaatsen voor te bereiden en klaar te zijn voor de veranderopgave. KplusV helpt hierbij.